Avælin (1)
Het is al eonen geleden dat ze op missie zijn gegaan. De missie was om te laten zien dat onvoorwaardelijke liefde alles overwint. Ze hadden vertrouwen in elkaar en dat ze deze missie tot een goed einde zou brengen.
Naiva was al zo lang ze kon herinneren verbonden met Laïm. Waar hij ging, ging zij en waar zij ging, ging hij.
Op het strand stond Naiva met haar wapperende, golvende lange witblonde haren vol verwachting af te wachten wat Laïm nu weer had bedacht. Ze keek naar zijn bruine pretogen en wist dat ze weer een fantastisch avontuur zouden beleven. De lange, nog wat ielige, jongen stond bij de rots te kijken hoe het kleine meisje van enthousiasme op en neer begon te springen. Hij glimlachte en wist dat hij altijd bij haar zou blijven en haar altijd zou beschermen. Zij was zijn bestemming, zijn muse, zijn prinses.
Hij reikte zijn gebruinde hand naar haar uit en samen liepen ze langs de rand van het strand. Hun blote voeten maakte kleine afdrukken in het witte zand. De zon scheen zoals altijd overvloedig en het briesje liet de bladeren ritselen. Naiva begon te neuriën met haar hoge stem, het was een melodie dat hij haar al vaker had horen neuriën, het voelde vertrouwd. Haar lichtblauwe jurkje reikte tot haar enkels. Dat was niet handig voor wat we gaan doen, bedacht hij. Het was maar goed dat ik daar over na heb gedacht.
Ze sloegen het verscholen pad tussen de groene struiken in, waarop Naiva Laïms hand losliet en vooruit begon te rennen. Instinctief wist ze dat het avontuur begon in hun eigen boomhut, de boomhut die ze samen hadden gebouwd.
Laïm begon zachtjes te lachen bij de gedachte aan hoe ze de boomhut hadden gebouwd. Nou ja, ze… Hij bouwde en zij deelde vooral de bevelen uit.
Daar was ze altijd goed in geweest: bevelen aan hem uitdelen. Hij vond het lastig om bevelen en opdrachten uit te voeren wanneer hij het gevoel had dat de achterliggende gedachten onrechtvaardig waren. Bij haar wist hij dat ze vanuit het licht van haar hart kwamen.
Naiva was al via de touwladder de boomhut ingeklommen en zag de tas liggen. ‘Laïm!” riep ze met haar zangerige hoge stem een tikkeltje ongeduldig, “Kom nou! Wat zit er in de tas?”
Laïm was geboren om een strijder te worden in het leger van Avælin en Naiva wilde net als hem worden en dus wilde ze leren vechten als een strijder. Wat in de tas zat was een verrassing.
Hij had voor haar speciaal strijdkleding maken en die had hij nu klaar liggen in hun boomhut. Hij overhandigde haar plechtig de tas en zei: “Beloof mij dat je het in deze boomhut laat wanneer wij niet op avontuur zijn.” Enthousiast knikte ze en maakte een sprongetje van blijdschap.
Toen ze zag wat er in de tas zat, vloog ze Laïm om zijn hals en gaf ze hem allemaal kusjes op zijn wang. “Niet kijken!” gilde ze en haar jurkje vloog al door de lucht heen.
Even later stond ze daar: haar donkergroene strakke broek, bruine schoenen met leren banden over haar kuit, daarboven een mouwloos shirt in een lichtere tint dan haar broek met een bruine riem rond haar middel, waaraan ze haar wapen kon vastmaken. Vandaag gingen ze kijken bij welk wapen haar talent lag.
“Wacht”, zei Laïm met geduldige stem. Hij haalde de haarketting uit zijn broekzak, die hij voor haar had gemaakt en bond die om haar hoofd en bond hem vervolgens vast in een staart. Ze draaide zich om en keek hem met haar blauw grijze ogen vol verwachting aan. “Helemaal perfect”, fluisterde hij.
Hij realiseerde zich dat er een moment zou komen dat ze allebei hun eigen pad moesten bewandelen. Naiva zou leren hoe het was om prinses van Avælin te zijn, ze zou de regels en wetten moeten bestuderen, ze zou haar eigen mentor krijgen die haar zou leren vechten, ze moest leren haar krachten te ontdekken, te verfijnen en te gebruiken voor het doel waar ze voor zijn. Welke krachten dat waren, wist ook Laïm nog niet. Het enige dat hij wist was dat hij zijn leven voor haar zou geven.
“We gaan naar het weitje”, zei hij toen Naiva zichzelf genoeg had bewonderd in de spiegel. Ze klommen de boomhut uit en liepen naar de open plek tussen de bomen. Het was hun geheime speelplek, omringd met groene loofbomen en in het hoge gras groeiden de kleurrijkste en prachtigste bloemen.
Voordat hij Naiva was gaan halen, had hij al verschillende wapens klaargezet. Naiva wist eerst van gekkigheid niet welke wapen ze als eerste wilde oppakken, maar toen er een schittering vanuit het gras kwam, liep ze daar op af en pakte ze de kruisboog op.
Niet per se het wapen dat ik bij haar verwachtte, dacht Laïm. Meestal is het wapen waar je toe aangetrokken wordt, het wapen wat bij jouw talent hoort. Hij had verwacht dat het het zwaard zou zijn, net als voor hem. Naiva liep op hem af en zei dat ze deze als eerste wilde proberen.
“Prima”, zei hij en draaide haar naar het schietbord dat hij op één van de bomen had geplakt. “Probeer rustig te ademen, knijp één oog dicht, richt en houdt je adem vast als je schiet.” Hij stapte iets naar achteren om haar de ruimte te geven.
Daar stond ze… En terwijl hij naar haar keek, volgde een visioen van haar als volwassen vrouw in haar eigen suit of armor, haar haren samengebonden in een vlecht en met de mooiste vleugels die je ooit hebt gezien. Ze schreeuwde naar hem dat de rechterflank open lag. Hij opende zijn vleugels, zette af en schoot naar rechts, zijn zwaard vooruit gestoken.
Met een schok kwam hij weer terug. Het gilletje dat Naiva slaakte, haalde hem uit zijn trance. “Ik heb de boom geraakt!” zei ze met een verdrietig stemmetje.
“Je leert vanzelf raak schieten, dit is al heel knap!”
“Maar ik vind het zielig voor de boom! Ik heb hem pijn gedaan…” antwoordde ze met een trillend pruillipje.
Hij pakte haar vast en zei dat de boom heel graag wilde dat Naiva dit zou leren, dat de boom het niet erg vond zolang zij hem straks maar een knuffel zou geven.
Dit leek haar gerust te stellen en samen liepen ze op de boom af. Laïm keek, trok één van zijn wenkbrauwen op en mompelde: “Dit is toch niet te geloven, ik wist het eigenlijk wel en toch ben ik weer verbaasd.”
Het ging niet om de plek waar de pijl terecht was gekomen. Wat hem verwonderde was dat de pijl dwars door een blaadje was gegaan dat nu vastgepind zat aan de boom door de pijl.
“Naiva”, zei hij zachtjes, “waar heb je eigenlijk op gemikt?”
“Nou gewoon”, zei ze schouderophalend, “op het blaadje dat ik zag dwarrelen. Ik wilde hem van dichtbij zien, dus wilde hem raken zodat hij zou stoppen met dwarrelen, maar ik wilde de boom niet pijn doen.” Ze sloeg haar armen om de boom heen en de energie die er vanuit haar hart vrij kwam zond een schokgolfje in alle richtingen. Hij kneep zijn ogen dicht op het moment dat het hem raakte. Hij leefde altijd op van de energie die ze op dit soort momenten uitstraalde.
“Laten we kijken wat je van de andere wapens vindt”, zei Laïm terwijl hij de pijl uit de boom wrikte en de kruisboog uit het gras plukte.
De hele middag probeerde Naiva andere wapens uit, het zwaard lag haar ook erg goed, maar zo zeker als ze schoot met haar kruisboog, deed ze met geen ander wapen.
Toen het tijd was om terug te gaan, huppelde Naiva aan de hand van Laïm en stelde ze honderd vragen over het vechten die haar bezig hielden. Toen ze eenmaal haar jurkje weer aan had en ze weer terug naar de rots op het strand waren gelopen, gaven ze elkaar een knuffel.
Vervolgens rende ze weg, stopte even, draaide zich om, zwaaide met haar handen en riep: “Dag lieve Laïm! Tot morgen…”